Aanvulling magazine #5: Raadsels rond vierstel Zeeland deels opgelost
De parochie Sint Jacobus de Meerdere heeft jaren geleden een eeuwenoude koormantel met bijbehorende kazuifels in bruikleen gegeven aan Museum Krona in Uden. Het zijn heel bijzondere liturgische gewaden, die wereldwijd in de aandacht staan. Maar hoe kwamen deze gewaden ooit in Zeeland? Emile Rijpert, gepensioneerd onderwijsman uit Breda, deed uitgebreid onderzoek naar de herkomst. Dit verhaal volgt op het artikel inde vijfde uitgave van ‘Zeeland, in verleden en heden’ van april 2022.
Emile Rijpert, gepensioneerd onderwijsman uit Breda, deed uitgebreid onderzoek naar de herkomst van een heel bijzonder vierstel van liturgische gewaden, die eigendom zijn van de parochie Sint Jacobus de Meerdere. Bredanaar Rijpert (73) stamt uit een familie van passementwerkers. Dat zijn ambachtslieden die decoratief borduurwerk maken, vaak in goud- of zilverdraad, zoals tressen, insignes, onderscheidingstekens en emblemen. Onderdelen die worden toegepast op uniformen, galakostuums, maar dus ook op kerkelijke kleding zoals kazuifels. In zijn studie naar zijn voorouders stuitte Rijpert in 2019 op het oude vaandel van harmonie Zeelandia, daterend uit eind negentiende eeuw. Bij verder onderzoek naar de passementwerkers in zijn familie kwam de Zeelandse koorkap met drie andere liturgische gewaden – kazuifel, dalmatiek en tuniek. Hij heeft van zijn onderzoek een uitgebreid verslag gemaakt.
Door Emile Rijpert
Raadsels rond vierstel Zeeland
De parochie van Sint-Jacobus de Meerdere in Zeeland (NB) gebruikte vroeger een bijzondere koorkap met daarop de afbeelding van Sint Cornelius en Sint Cyprianus. De koorkap is één van de vier bij elkaar horende kazuifels die samen een vierstel vormen. Omdat deze kunstschatten oud zijn en van bijzondere waarde, zijn ze in langdurige bruikleen gegeven aan museum Krona in Uden. Bij mijn onderzoek naar passementwerker Daniel van Kalken uit Oirschot leerde ik de koorkap kennen, omdat van Kalken als restaurateur van de koormantel in 1895 zeer goede recensies kreeg in de Meierijsche Courant.
Het museumbezoek
Door corona moest een bezoek aan Uden lang worden uitgesteld. Afgelopen oktober 2021 hadden Riet Jansen en Dorine van Zutven het vierstel uit het museumdepot gehaald en kon ik het van dichtbij bewonderen. Een pracht staaltje passementwerk. Omdat de stukken bij binnenkomst in het museum ook fotografisch goed gedocumenteerd worden, kunnen we nu iedereen kennis laten maken met dit stuk erfgoed.
Kijk en bewonder deze kunstschat
Het vierstel bestaat uit een kazuifel, een dalmatiek, een tuniek en een koorkap/koormantel.
kazuifel: voor en achter en detail
De priester draagt de mis op in een kazuifel. De roodachtige verkleuringen op de schouder voor en bij het borduurwerk achter zijn ontstaan bij de restauraties. Op de achterkant is centraal een duif geborduurd als symbool van de H. Geest. Het kazuifel heeft aan de voorkant een vioolvorm. “De Romeinse kazuifel, die tot op de schouders opgesneden kan zijn, ontwikkelde zich na de middeleeuwen. Rond 1800 was de smalste vorm bereikt.” [1]. Dit zou al een zeer globale tijdsaanduiding kunnen geven. Aan de oranje-rode kleur van de binnen- voering, die afwijkt van het originele paars-rood, is te zien dat het kazuifel één of meer keer is gerestaureerd. Het is ook het meest gebruikte deel van het vierstel.
dalmatiek: voor en achter en detail
Bij hoogtijdagen werd vaak een mis met drie heren opgedragen. Naast de priester als voorganger assisteerden de diaken in de dalmatiek en de subdiaken in de tuniek. De kleur van de misgewaden heeft een betekenis. Rood, zoals bij dit vierstel, werd gebruikt bij bv. de Corneliusbedevaart, Palmzondag en Pinksteren. De gewaden van dit vierstel hebben steeds dezelfde decoratieve borduursels in gouddraad. Op de achterkant van de dalmatiek is onderaan een wapen afgebeeld.
tuniek: voor en achter en detail onderaan
De tuniek voor de subdiaken is feitelijk identiek aan de dalmatiek. Ook daar aan de achterzijde onderaan een wapen. Op de schouderdelen aan de achterkant zijn ook duidelijk de restauraties zichtbaar.
koormantel: voor, detail voor, achter, achter detail
De koormantel of koorkap werd ook buiten gebruikt bv. bij processies. De afbeelding op de koormantel was mijn eerste raadsel. Wetende dat Zeeland een bedevaartsoord is van de H. Cornelius, op z’n Brabants St. Knillis, konden we verder zoeken. H. Cornelius, paus van 251 -253, is links herkenbaar aan de tiara, de hoorn en de drievoudige kruisstaf. De ander is bisschop Cyprianus. Zij leden onder de christenvervolgingen en zouden als martelaren sterven. Ze worden steeds in combinatie met elkaar genoemd. “Cyprianus leefde een tijd lang in onmin met Cornelius, maar werd later weer aangenomen. Mogelijk wordt dat hier afgebeeld.”[2] We weten zeker dat de koormantel door Daniel van Kalken uit Oirschot is hersteld. Van de restauraties van de overige 3 gewaden was tot nu toe geen documentatie bekend.
Raadsels
Na de prachtige plaatjes en de uitleg van het tafereel zijn er nog de nodige raadsels op te lossen: Hoe oud is het vierstel? Waar komt het vandaan? Wie is de maker? Hoe is het naar Zeeland gekomen?
In de Meierijsche Courant van 8-5-1895 en 22-6-1895 gebruikt de schrijver van de berichtjes 2 tijdsaanduidingen: “de koorkap van het jaar 1646”en “een antiek misgewaad uit de 17e eeuw”. Dit wordt verder niet onderbouwd. Er zijn geen verwijzingen, geen bronnen. Buiten de geborduurde afbeelding op de koorkap hebben we 2 aanknopingspunten aan de kleine wapens op de dalmatiek en de tuniek. Voor de heraldische vraag naar de duiding van die wapens bracht Tjeu van Ras mij in contact met heraldicus Gert Beuving uit Veghel. Bij eerder onderzoek was ik een oude niet meer bestaande abdij in België tegenkomen die gewijd was aan Cornelius en Cyprianus. Die abdij in Ninove (Oost-Vlaanderen) hield in 1822 op te bestaan en nu resteert alleen nog de abdijkerk, met naast de kerk een archeologische site. Gert Beuving wist met zekerheid te melden dat het wapen op de tuniek het wapen van de Norbertijner Abdij van Ninove was. De gekruiste bisschopsstaven, de hoorn van Cornelius, het gouden schild, de zwarte klimmende leeuw zijn de kenmerkende elementen. Hij geeft aan dat het abdijwapen in de kerk is te vinden o.a. aan de bovenzijde van het hoofdaltaar. Zelf vond ik op een YouTube-filmpje een mooi plaatje van het wapen in de bekroning van de hoge rechterorgelkast van deze kerk. Met de zoekterm “drone in abdijkerk Ninove” is dat wapen van dichtbij te zien.
Abtswapen
Dan het wapen op de dalmatiek: “in blauw op een grond twee naar elkaar klimmende leeuwen met in het midden een onduidelijk voorwerp, een sleutel? Alles van goud. Het schild gedekt met een bisschopsmijter met daarachter een bisschopsstaf.” Beuving heeft het vermoeden van een abtswapen. Met deze belangrijke informatie kon ik een eerder contact in België activeren en die bracht mij bij Jaak E.A. Peersman. Deze classicus, doctor in de geschiedenis, auteur en kenner van de abdijkerk in Ninove bleek een schot in de roos. Om zo dicht mogelijk bij zijn deskundige bijdrage te blijven zal ik zoveel mogelijk van zijn reactie letterlijk weergeven. “Het eerste wapenschild op de tuniek is onmiskenbaar het wapenschild van de Ninoofse abdij (spreuk: Felix concordia). De sleutel tot veel raadsels is echter het abtswapen onderaan de dalmatiek. Dat verwijst inderdaad naar een Ninoofse abt, met name Dionysius Freysers, die regeerde van 1702 – 1712. De bijbehorende wapenspreuk luidde Comprehendite.” Bekende Ninoofse abten uit de 17e eeuw vielen daarom af en waren dus niet de opdrachtgevers tot de vervaardiging van het vierstel.
Het blijft een raadsel waarop de journalist van de Meierijsche Courant zijn tijdsaanduiding baseerde. Omdat de foto van de dalmatiek geen goed frontaal beeld geeft van het abtswapen was aanvankelijk het middendeel moeilijk te duiden. Peersman stelt: “Centraal staat op dit wapen een kruis met een wig- of ruitvormige voet. Een abtsmijter met infulae (zijlinten E.R.) en de abtsstaf, de zogenaamde pontificalia (bisschoppelijke tekens E.R.). bekronen het schild. Volkomen terecht mag u uit de aanwezigheid van het wapenschild afleiden dat abt Freysers zeker de dalmatiek en hoogstwaarschijnlijk ook het volledige vierstel liet vervaardigen.” Museum Krona heeft op ons verzoek twee detailfoto’s van de wapens op de gewaden gemaakt.
Abt Freyers
Jaak Peersman vervolgt: “Ik acht het zeker verantwoord te stellen dat het vierstel tijdens het abbatiaat van Freysers en in opdracht van de abt werd vervaardigd.” Hiermee kan de vervaardiging van het vierstel gepreciseerd worden tot 1702 – 1712. Het vierstel is nu dus ruim 300 jaar oud. “Dat Freysers dit vierstel voor gebruik in de Ninoofse abdij liet vervaardigen lijkt plausibel, maar het kan evenzeer bestemd zijn geweest voor gebruik in een van de parochies die door Ninoofse kanunniken werden bediend en het valt evenmin uit te sluiten dat het een royaal relatiegeschenk is geweest van iemand uit Freysers heimat (Hasselt, Limburg). “ We weten dat de abdij qua relatie, contact en invloed altijd balanceerde tussen Gent en Brusse. [3].
Mede gelet op de quote van Peersman is de herkomst van het vierstel mogelijk te vinden in de steden Gent, Brussel of Hasselt. Marike van Roon geeft in haar dissertatie aan dat de Vlaamse steden van oudsher centra van passementwerkers waren. Een nieuwe vondst doet onze Ninoofse kenner in het Latijnse dagboek van abt Ferdinand van der Haegen (1713-1754). Deze opvolger van abt Freysers bestelde zelf ook liturgische gewaden: in 1732 doet hij dat bij Willem de Keuster, acupictor (zijdenwever) in Antwerpen. In 1736 doet hij een bestelling bij Joos Lernous in Brussel. In de slechts sporadisch bewaarde abdijrekeningen leest Peersman dat de abdij graag werkte met ambachtslui en leveranciers die al eerder aan de abdij hadden geleverd. En daarmee hebben we twee mogelijke vervaardigers van het vierstel van Zeeland gevonden.
Achtergrond
Terug naar de koormantel. Onze Ninoofse deskundige stelt: “Heel interessant vind ik persoonlijk de achtergrond van het tafereel op de koorkap. De fraaie afbeelding van Cornelius en Cyprianus toont wellicht ook de “skyline” van de Ninoofse abdij. Tussen de heiligen staan drie torenspitsen afgebeeld, waarin ik uiterst rechts de stompe vieringtoren van de Ninoofse parochiekerk meen te herkennen, in het midden de ranke beiaardtoren van abt David en links het torentje van de abtskapel. Links van Cornelius kan dan de toren van de proostpoort zijn afgebeeld en het duiventorentje van de abdijneerhof. Rechts van Cyprianus ontwaar ik tenslotte een stuk van het stadje Ninove, een stuk lager gelegen dan de abdij zoals ook A. Sanderus het ca. 1640 liet afbeelden in zijn Flandria illustrata.” Dit prachtige boekwerk is bij de Universiteitsbibliotheek van Gent in te zien via zoekterm “flandria illustrata online”. De tekst en de prent van de Abdij van Ninove (in het latijn Niniven) is te vinden op pag. 529-534.
Foto Skyline uit Flandria illustrata, zoekterm blz. 529, uitsnede van het silhouet
Het is de moeite waard het plaatje op pag. 529 te vergelijken met de afbeelding op de koorkap. De skyline, die Peersman beschrijft, is het oude silhouet van Ninove met de abdij die rond 1585 werd verwoest. De start van de herbouw van abdijkerk in 1640 verliep zeer traag. De echte herstart werd ingezet in 1713 en afgerond in 1727. Abt Freysers maakte die periode niet meer mee. Hij kende de oude situatie en die werd op de koorkap afgebeeld. In 1812 werd de abdijkerk aan de stad geschonken en is sinds dat moment de parochiekerk Onze Lieve Vrouw Hemelvaart.
Terwijl het wapen van de abdij overal in de kerk te zien is, is het wapen van abt Freysers minder goed gedocumenteerd. Peersman: “Ik vond het wapen van abt Freysers terug op een figuratieve kaart (tiendenkaart van Pamel), overigens een unicum in het kaartenboek van de Ninoofse abdij. De meeste kaarten dragen het wapen van abt Roelofs, en meerdere kaarten bleven ook bewaard met de wapens van de abten David en De Neve. Van abt Freysers bleef opvallend weinig bewaard. Het belangrijkste archiefstuk is zijn summiere dagboek, onuitgegeven tot op heden. In dat Latijnse manuscript las ik op p. 234 dat de zuinige en voorzichtige abt zich in 1710 voornam zijn spaarcenten te besteden ‘in ornamenta ecclesiae’. Onder die kerksieraden kan het vierstel zijn begrepen.”
De reis naar Zeeland
Rest nog het raadsel van de reis van het vierstel naar Zeeland. Er heerste chaos rondom de ontmanteling van de abdij. Onze bron is enerzijds weer Jaak Peersman en anderzijds lezen we erover in de Inventaris van de Abdij [4]. Peersman noemt twee voorbeelden van objecten uit de abdij die uit Ninove zijn weggehaald: het Ninoofse koorhek bevindt zich nu in de Brusselse St. Niklaaskerk en de Ninoofse abtsportretten gingen naar de Abdij van Grimbergen. Helaas zijn die portretten niet bewaard gebleven.
Bij de komst van de Fransen werden kloosters verboden. Ook de abdij van Ninove ging in 1796 dicht. “Voor en na de afschaffing van de abdij verdween er heel wat archief. Het eeuwenoude archief werd ergens verborgen gehouden.” “In 1812 gaf de prefect van het Scheldedepartement opdracht tot huiszoekingen waarbij niet alleen het archief, maar ook schilderijen, meubels en sieraden boven water kwamen.” “Bij een zekere Ellinckhuysen in Rotterdam werden vier kisten gerecupereerd, waarin niet alleen archief, maar ook het reliekschrijn van de H. Cornelius bewaard werd. Ook op andere plaatsen werd er abdijarchief teruggevonden.” [4]
Dit lezende kan het zijn dat het toen 100-jarige vierstel van Zeeland reeds vóór 1796, of tijdens de Franse tijd óf erna uit Ninove verdween. Peersman meldt: “Hoe het vierstel van Ninove in Zeeland is geraakt, zal lastig te achterhalen zijn. Hoewel opheffing en onttakeling van de Ninoofse abdij goed gedocumenteerd zijn blijkt de Odyssee van bewaard gebleven boedelelementen heel moeilijk te volgen.” Hij heeft lang gezocht maar voor ons geen aanknopingspunten gevonden.
Juiste plek
Wat wel boeiend is dat het vierstel op een juiste plek terecht kwam, op een plek waar St. Cornelius en St. Cyprianus net als in Ninove ook werden vereerd. Al vele jaren lang gingen ter ere van hen bedevaartstochten naar het dorp Zeeland. Dit kan toch geen toeval zijn. Waren er contacten over en weer? Of is het vierstel via een omweg naar Zeeland gegaan? Was daar mogelijk een ander Norbertijnenklooster bij betrokken? Ik deed navraag bij de Abdij van Berne in Heeswijk/Dinther. De archivaris van die abdij heeft geen aanwijzingen kunnen vinden voor een route van het vierstel via Heeswijk/ Dinther (vanaf 1857) of via Vilvoorde, waar de abdij 150 jaar was gehuisvest (1649 – 1797).
Een laatste onderzoeksstap is dan het in tijd terugwerken vanuit Zeeland door het bekijken van het parochiearchief van St. Jacobus de Meerdere van Zeeland. Dit in een poging vanuit het heden een spoor naar het verleden te vinden. Het archief berust onder nummer 7632 bij het BHIC in ’s-Hertogenbosch. Er zijn o.a. een aantal inventarissen van de parochie uit de 19e en 20e eeuw bewaard gebleven. De oudste waarneming van het vierstel is gedateerd op 4 augustus 1877: 4 Kasuifels met toebehoren voor drie Heeren”. In de beschrijving van 15 oktober 1883 is men al wat specifieker en wordt het kazuifel met twee dalmatieken gesplitst van de koorkap met eigen nummer. Met “rood purper”, “van beste stof”, “van onbekende herkomst”, “bezit kunstwaarde”, en “met de hand of de naald gewerkte zijden beeldjes van den H. Jacobus en den H. Cornelius” is het zeker dat het hier over ons vierstel gaat. Alle archiefwaarnemingen zijn in een bijlage [5] gebundeld.
We kunnen hieruit een aantal conclusies trekken:
- De herkomst van het vierstel is in Zeeland altijd onbekend gebleven.
- Daniel van Kalken heeft in 1895 niet alleen de koorkap maar ook de overige kazuifels van het vierstel gerestaureerd.
- De kunstwaarde van het vierstel en met name de koorkap wordt al vroeg onderkend.
- De datering was steeds onjuist. Een aantal keren wordt 16e eeuw genoteerd en éénmaal de 17e Nu blijkt die het eerste decennium van de 18e eeuw te zijn.
- Op het schild van de koorkap dacht men naast St. Cornelius lang de H. Jacobus te zien. Het blijkt St. Cyprianus te moeten zijn.
Resumerend kunnen we stellen dat een aantal raadsels rondom het vierstel dankzij deskundige informanten en archiefonderzoek zijn opgelost.
Het grote raadsel van de komst naar Zeeland, het moment waarop en de omstandigheden waaronder, blijft vooralsnog onopgelost.
————————-
[1] Marike van Roon, Goud, zilver & zijde, Katholiek textiel in Nederland 1830 – 1965, pag. 23, Zutphen 2010
[2] Zinsnede van Rector Norbert Schnell, Breda
[3] Onder redactie van Herman Janssens, De premonstratenzer Abdijkerk van Ninove. Barokke pracht in luister hersteld, Averbode, 2016, pag. 9
[4] Inventaris van het archief van Sint-Cornelius en Sint-Cyprianusadbij te Ninove, 1092 – 1796 (1812), Het Rijksarchief in België
[5] De bijlage is in eerste instantie bedoeld voor o.a. Krona Uden, de Heemkundekring Zeeland, maar wordt aan belangstellenden per mail toegezonden na melding bij e.j.c.rijpert@ziggo.nl